6 juli 1823 — Dag 9

Sieboldblog solo rivier

Iedere dag een stukje uit het dagboek van Siebold van de reis van Batavia naar Japan in het jaar 1823.

6 juli — Dag 9
Gisteren heb ik de avond doorgebracht in de gezellige familiekring van de stafarts Fritze en door zijn verhalen over Banka, zijn producten en bewoners kon ik in mijn dagboek veel gaten vullen, die anders door het zo korte verblijf open zouden waren gebleven.

Over Banka zijn enkele goede belangrijke en mededelingen bekend geworden, maar ze zijn afkomstig van zulke verschillende bronnen dat het onmogelijk is er een bruikbare samenvatting van te maken zonder ze ter plaatse te testen of door een authentiek bewijsstuk te hebben voltooid. Tot nu toe ontbreekt het hoofdzakelijk aan statistisch bewezen verslagen. Buiten de bovengenoemde verhandeling van De la Fontaine heb ik nog een ander verslag met kaarten en plattegronden te danken aan Baron van der Capellen. Het Koninklijk Nederlands Ministerie van Koloniën stelde mij ook enkele bruikbare geografische kaarten van dit eiland, opgenomen in 1819, ter beschikking. Een meer recente land- en zeekaart kreeg ik van Luitenant Kolonel De Sturs, en een plattegrond van de Straat van Banka van de heer Verkerk Pistorius. Dit materiaal maakte het me mogelijk de tot nu toe bekendgemaakte verslagen nader te onderzoeken en te combineren met mijn eigen waarnemingen.

[ ... Siebold voegt op dit punt in het verslag een beschrijving van Banka toe. Deze is voor de leesbaarheid als aparte post in het blog opgenomen:
6 juli 1823 — Schets van een geografisch-statistische beschrijving van Banka ... ]

In het gezelschap van de heer Fritze maakte ik vanochtend een wandeling in de omgeving van Müntok. We stonden net op het punt een ritje te maken over de nieuwe weg naar Rangang om de tinmijnen daar te bezoeken, toen we om 10 uur door een signaalschot aan boord geroepen werden. De heer De la Fontaine, de staf-arts Fritze en ambtenaren begeleidden ons naar het strand waar men druk bezig was met voorbereidingen voor de ontvangst van de viceadmiraal Melville Carnée, die gisteravond met het fregat Z.M. Euridice op de rede was aangekomen. Op het anders zo verlaten strand heerste nu een levendige activiteit. Vanaf de Euridice werden sloepen te water gelaten, onze boten waren bezig met het inladen van water en levensmiddelen, Maleiers waadden door ondiep water met draagstoelen en lasten, en in stijve praal naderde al snel de optocht van de viceadmiraal, terwijl het scheepsvolk hier in groepjes hartelijk afscheid nam van landgenoten met wie ze pas kortgeleden kennis hadden gemaakt. Deze tafereeltjes gaven een schilderachtig aanblik aan het strand, waarop ik met mijn vriend Fritze rondwandelde. Het waren momenten, die een diepe indruk op me maakten, onvergetelijk voor me werden, want hier sloot ik vriendschap met een man, wiens gemoedelijk karakter en wetenschappelijke vorming gewaardeerd wordt in heel Nederlands-Indië. Een vriendschap die, beproeft door geluk en ongeluk, tot op de dag van vandaag voortduurt. Het was Fritze, die mij bij mijn terugkomst op Java (1830) van al mijn bekenden mij het eerst bezocht, die mijn door treurige lotgevallen ondermijnde gezondheid verzorgde en herstelde, en mijn snelle terugkeer uit Indië door zijn invloed bewerkstelligde — Ik denk met warme gevoelens aan hem terug.

Met tegenzin moest ik al zo snel het eiland verlaten dat mij een zo aangenaam verblijf beloofde en zoveel merkwaardigs aanbood, en ik zou de verhaasting van mijn vertrek nu nog steeds ten diepste betreuren, ware het niet dat ik door waardevol materiaal van het Ministerie van Koloniën en door Baron van der Capellen uitstekend in staat ben gesteld, mijn afgebroken observaties voor een geografisch statistisch beeld van dit eiland uit te werken.

We waren nu weer terug aan boord, waar de willekeur van de Kapitein ons naartoe had geroepen, en op de rede verloren we werkeloos de dag, die we met onze voorgenomen excursie zo nuttig hadden kunnen maken. Zeereizen op een koopvaardijschip lijken op landreizen met stoom- en snelrijtuigen. Beide vervoersmiddelen hebben tot doel passagiers en goederen met de grootst mogelijke snelheid van de ene plaats naar de andere te brengen, en de meeste schippers, die wij ervaren zeelieden noemen, zijn ook in hun vak vergelijkbaar met de in hun dienst vergrijsde postbestellers. Beiden verstaan hun vak, en hun beste eigenschappen zijn hun nauwgezetheid en kennis van plaatsen. Eilanden, heuvels en havens zijn voor de een, wat wegwijzers, slagbomen en posthuizen voor de ander zijn. Opvallende zaken worden door beiden als alledaagse verschijnselen niet meer opgemerkt. — Genoeg [informatie], om zich te kunnen verplaatsen in de positie van de reiziger die onder zulke omstandigheden probeert een wetenschappelijk werksfeer te scheppen!

Bij de oude V.O.C. golden bijzondere instructies — wegwijzers voor de vaart in de Indische wateren, — die scheepsopperhoofden als een streng richtsnoer werd meegegeven. Over de vaart naar Japan zijn dergelijke aanwijzingen nog voorhanden in het kantoor op Deshima. Ze zijn goed bijgehouden en bevatten stuk voor stuk nuttige mededelingen. De laatste jaren hebben vooral Kapitein Voorman en Overste Bezemer, die in het jaar 1826 Japan bezochten, zich hiermee zeer verdienstelijk gemaakt. Met hun aanwijzingen verenigde Verkerk Pistorius, wiens vriendschappelijke bijstand bij mijn wiskundig werk over Japan al op een andere plaats genoemd werd, zijn eigen waarnemingen op een reis die hij zevenmaal gemaakte heeft, en ik hoop door het geven van een grondige instructie voor de vaart naar Japan, die bewerkt is door een zo ervaren zeeman, een belangrijke bijdrage voor de scheepvaart te leveren.


Het is dit jaar precies 200 jaar geleden dat Siebold aankwam in Japan. Hij vertrok op 28 juni 1823 vanaf Batavia voor de zes weken durende overtocht. Zijn verslag van deze reis werd voor het eerst gepubliceerd in 1897, in de heruitgave van zijn monumentale werk Nippon. Ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van deze reis zullen wij gedurende de komende zes weken zijn reis volgen aan de hand van dit reisverslag.


Bron: Siebold, Ph. Fr. von., Nippon. Archiv zur Beschreibung von Japan und dessen Neben- und Schutzländern Jezo mit den südlichen Kurillen, Sachalin, Korea und den Liukiu Inseln. Herausgegeben von seine Söhnen. Würzburg und Leipzig, 1897.

Vertaling Martien J. P. van Oijen

Lees verder over Siebold