Juni 05, 2023
Hoewel Bairei voornamelijk een schilder was, heeft hij ook gedurende de jaren 1880 enkele zeer succesvolle geïllustreerde boekjes en prentenbundels gemaakt van bloemen en vogels. Het genre ‘schilderingen van bloemen en vogels’ (kachōga) heeft een eeuwenoude traditie in de Oost-Aziatische kunsten. Al in de Chinese Song-dynastie (960–1279) was het een populair onderwerp onder de Chinese elite. Toen in Japan enkele eeuwen later de heersende krijgersklasse (samoerai) het Zen-boeddhisme volgden (C: Chan) dat Chinese monniken met zich meebrachten vielen de bloemen en vogels ook bij hen in de smaak. Bloemen en vogels hebben zo lange tijd de interieurs van kastelen en militaire huishoudens versierd. De stilistische invloeden op kachōga bleven voornamelijk uit China komen, maar in de achttiende eeuw creëerde de eerdergenoemde schilder Maruyama Ōkyo een nieuwe naturalistische stijl toen hij tradities uit de Chinese en Japanse schilderkunst mengde met elementen uit Europese wetenschappelijke illustraties van flora en fauna.
Ongeveer een eeuw na Ōkyo’s dood werd hij nog altijd herinnerd als een kunstenaar die levensechte schilderingen maakte. Zo grapt de prentkunstenaar Tsukioka Yoshitoshi dat zijn schildering zo realistisch waren dat ze werkelijk tot leven konden komen (een thema dat vaker is terug te vinden in Japanse volksverhalen).
Kōno Bairei was een vierde generatie leerling van de Maruyama-Shijō school en de invloeden van zijn voorgangers zijn goed te zien in de kachōga-prenten in de SieboldHuis-collectie. De prenten komen uit Bairei’s Plaatjesboek van Bloemen en Vogels, een set van vijftig ontwerpen die elk een plantensoort en een vogelsoort afbeelden samen met encyclopedische beschrijvingen. De wetenschappelijke aanpak en sierkaders die lijken op schilderijlijsten geven de set een Westerse draai. Dat is geheel volgens de trends van het vroege Meiji-tijdperk, een periode waarin Japan Westerse modellen met open armen ontving om zo tot het exclusieve clubje van imperialistische wereldmachten toe te kunnen treden. De vijftig prenten zijn verdeeld over de vier seizoenen en werden als complete set verkocht in twee bundels: een bundel voor de herfst en winter en een voor de lente en zomer. De bundels werden in hoge kwaliteit gedrukt en de uitgever Ōkura Magobei had in totaal vier verschillende bloksnijders ingezet om het project te voltooien. Ze waren dan ook erg populair en werden al snel na de eerste uitgaven als losse prenten verkocht, en later nog eens in een editie zonder de sierkaders en beschrijvingen. Een volledige set van de bundels is online te zien in de Pulverer-collectie van antieke Japanse boeken (Smithsonian Institution, Washington DC).
Met de tien prenten in de SieboldHuis-collectie is nog iets bijzonders aan de hand: ze hebben na het drukken een crêpe-behandeling ondergaan.