Blogpost 1 - De Twaalf Maanden

15 maart 2023

Welkom op de blog ‘Verhalen uit de Siebold-collectie’! Met deze blog zet ik maandelijks een werk uit de Japanmuseum SieboldHuis-collectie in de spotlights en vertel ik het verhaal dat erachter schuilgaat. Ik hoop dat je hiermee niet alleen van de schoonheid van de Japanse kunst kan genieten, maar ook van de rijkdom aan de Japanse cultuur en geschiedenis. Veel leesplezier!

— Jim Dwinger

De Twaalf Maanden


De keuze voor het onderwerp van de eerste post in de blog was makkelijk gemaakt: op dit moment bevindt zich in Japanmuseum SieboldHuis de tentoonstelling Verborgen betekenissen, een collectie van 123 topstukken uit de Japanse prentkunst (ukiyo-e) waarbij volledig wordt uitgeplozen waar je eigenlijk precies naar kijkt. Zoals de titel al suggereert, steekt er in zo’n prent vaak veel meer dan alleen een mooi plaatje. De prent uit de tentoonstelling die ik hier ga bespreken, komt uit de hoogsteigen collectie van het SieboldHuis, en het is, zoals je zal merken, een perfect voorbeeld van het thema ‘Verborgen Betekenissen’.

Het gaat hier om De Maand van Brieven, een prent uit de serie De Twaalf Maanden, gemaakt in 1852 door Utagawa Kunisada (ook bekend als Toyokuni III, 1786–1865). Er gebeurt behoorlijk veel op de prent. Ten eerste schrikt de vrouw zich een hoedje door een spookachtige lantaarn. Naast haar ligt een mat met twee zwaarden. En linksboven zit een klein plaatje van vogels en bloemen. Maar wat betekent het allemaal? En hoe is het met elkaar verbonden? Als je eerst wilt weten hoe je een Japanse prent moet lezen, klik dan hier.

Laten we beginnen met het ontrafelen van deze raadselachtige afbeelding. Om ‘Sherlock’ te spelen met een prent kun je vaak het best beginnen bij de belangrijkste informatiebron: de titel. De serietitel is in ieder geval duidelijk: het thema is ‘de twaalf maanden van het jaar’ (een veelgebruikt thema) en Kunisada heeft daarbij twaalf ontwerpen gemaakt van mooie dames (en één mooie man, genaamd Genji). Naast zijn andere specialisatie, Kabuki-acteurs, was Kunisada bekend om zijn prenten van bijin (letterlijk ‘mooie mensen’) en deze verkochten altijd goed. Het blijkt maar weer: sex sells.

Maar dan komt eigenlijk het eerste puzzelstuk al meteen bij de subtitel, want in plaats van een duidelijk cijfer voor één van de twaalf maanden, is de benaming hier iets cryptischer. Iemand die niet bekend is met Japanse cultuur zal dit niet snel begrijpen. De Maand van Brieven verwijst naar de zevende maand, want op de zevende dag van de zevende maand wordt het Tanabata-festival gevierd. Een van de gebruiken tijdens dit festival is het schrijven van wensen op kleurrijke papiervellen (bekend als tanzaku) om deze vervolgens op te hangen aan bamboetakken. Als de goden goedgezind zijn laten zij deze wensen uitkomen. Misschien een idee om bij de volgende oudejaarstrekking het staatslot ook maar in de kerstboom te hangen.

De titel en subtitel bevinden zich in een versierd venstertje in de vorm van een schelp (daarover straks meer). In het andere blad van de schelp zitten wederom verwijzingen naar de tijd van het jaar: een kleine afbeelding van twee eksters naast een struik met bloemen, goudvalerianen om precies te zijn.

Eerst de eksters, die verwijzen naar de legende rondom het Tanabata-festival die zich afspeelt in de sterrenhemel. Rond deze tijd van het jaar schijnen de sterren die wij kennen als Vega en Altair het felst. Volgens de oorspronkelijk Chinese legende worden deze sterren belichaamd door twee goden, de weversprinses Orihime (Vega) en de herdersjongen Hikoboshi (Altair). De twee goden zijn verliefd op elkaar, maar de vader van Orihime, de hemelse koning Tentei, verbiedt hen om elkaar te zien en houdt hen gescheiden met een rivier van sterren (de Melkweg). Slechts één keer per jaar mogen de geliefden samenkomen, op de zevende dag van de zevende maand, wanneer een zwerm eksters een brug vormt over de sterrenrivier. Tenzij het regent, dan blijven de eksters thuis, gaat het feestje helaas niet door en hebben de geliefden pas volgend jaar weer een kans!

Dan de bloemen: goudvalerianen (ominaeshi) werden in een paar beroemde gedichten van Yamaoue Okura (c. 660–733) uit de Man’yōshū (achtste-eeuwse keizerlijke bloemlezing) beschreven als één van de zeven herfstgewassen (aki no nanakusa):

Enkele van de andere herfstgewassen zijn als motief te zien in de groene linten onderaan de lantaarn rechts. Nu zal je misschien denken, herfstgewassen? In de zevende maand? Ja, in Japan werd tot 1873 niet de westerse (Gregoriaanse) kalender gebruikt, maar de Chinese maankalender. Volgens deze kalender viel de zevende dag van de zevende maand doorgaans in midden- tot laat-augustus, dus ongeveer het begin van de herfst. Vandaag wordt Tanabata op veel plekken op 7 juli gevierd, maar in sommige streken nog in augustus.

Oké, en waarom is het titelvenster dan versierd als een schelp? Elk van de twaalf prenten heeft een titelcartouche in deze vorm met kleine natuurscènes, en dit schelpenmotief is weer gerelateerd aan het thema van de serie – de twaalf maanden. Dit verwijst namelijk naar kai-awase (‘schelp-matching’), een soort memory-spelletje dat al werd gespeeld door de aristocraten aan het keizerlijke hof van de Heian-periode (794–1185). Hierbij werden de binnenkanten van de beide helften van de schelp versierd met een afbeelding of gedicht (vaak uit Het Verhaal van Genji). De schelpen werden vervolgens met de versierde kant naar beneden neergelegd en de spelers moesten matchende paren zien te vinden. In deze opstelling werden eerst twaalf schelpen in een cirkel neergelegd die de twaalf maanden symboliseren. Het spelletje werd razend populair in de Edo-periode, dus de kopers van Kunisada’s prent konden direct het verband leggen tussen het schelpen-motief en het thema van de twaalf maanden.

Nu zijn we een flink aantal paragrafen verder en we hebben het alleen nog maar gehad over het titelvenstertje… Uiteraard zitten in de rest van de prent ook allerlei verwijzingen. Bijvoorbeeld de tot leven gekomen lantaarn. Dat is een kiriko-tōrō, een lantaarn met lange linten en sierkwastjes en vaak ingegraveerde glazen platen rondom de lichtbron. Deze lantaarns werden in de late Edo-periode vaak opgehangen tijdens de verscheidene festiviteiten van het Obon-festival, dat ook in de zevende maand viel (tegenwoordig gevierd in juli of augustus, afhankelijk van de locatie). Met Obon wordt gevierd dat de zielen van de voorvaderen vanuit het hiernamaals op aarde terugkeren om hun nabestaanden op te zoeken. Nadat de voorouders geëerd zijn worden zij met behulp van vuren, lantaarns en dansen terug naar het rijk van de doden begeleid. Het lijkt erop dat in deze voorstelling van Kunisada een zo’n ziel zich gemanifesteerd heeft in de kiriko-tōrō! In Japans bijgeloof komen objecten vaak tot leven en ook lantaarns van dit type werden wel vaker als bezeten afgebeeld, waarschijnlijk omdat de linten en sierkwastjes met een beetje wind al snel op spookachtige tentakels lijken.

Ook achter de vrouw zelf schuilt een gelaagd verhaal. De twee zwaarden verstopt in de rieten mat achter haar bevatten een belangrijke clue. Dit verwijst namelijk naar een scène uit het kabuki-stuk, Taiheiki chūshin kōshaku, een iets minder bekende versie van het zeer beroemde verhaal over de 47 rōnin die hun heer wreken. We zien hier Orie, de echtgenote van Yazama Jutarō, één van de 47 krijgers. Omdat Jutarō op de vlucht is kunnen hij en Orie elkaar niet ontmoeten. Om tijdens de afwezigheid van haar man toch voor haar schoonouders te kunnen zorgen, werkt Orie noodgedwongen in de prostitutie. Uiteindelijk, op een noodlottige dag, smokkelt Jutarō zijn zwaarden gewikkeld in een rieten mat over straat, waar hij zijn vrouw aantreft. In tranen verbergt zij haar gezicht achter haar mouw en smeekt ze hem terug te komen. Maar Jutarō’s loyaliteit aan zijn heer verplicht hem zijn missie af te maken en de wegen van de geliefden moeten weer scheiden. Kunisada vergelijkt hier het tragische verhaal van Orie met dat van de hemelse prinses Orihime, die ook haar geliefde lange tijd niet kan ontmoeten. Misschien is het verwisselen van Jutarō met de bezeten lantaarn bedoeld als een komisch effect. Kunisada beeldt Orie op vrijwel dezelfde manier af in andere prenten, zoals in de serie Vergelijkingen met de 100 Dichters. Ook de zwaarden in de rieten mat zijn te zien, dan gedragen door Jutarō.

Zo zie je dus hoeveel verwijzingen er verborgen kunnen zitten in één prent. Van legendes en dramatiek tot alledaagse gebruiken en voorwerpen, de kijker uit het 19e-eeuwse Japan zal ze begrijpen. Die haalde er ook veel plezier uit om deze verscheidene verwijzingen uit te pluizen, een beetje zoals men vandaag graag een kruiswoordpuzzel oplost. Met de tentoonstelling ‘Verborgen Betekenissen’ plaatsen we de bezoeker in de schoenen (of geta?) van deze kenners en kan je zo de gelaagde symboliek in de werken zelf ontdekken. Kom je kijken?